Frederic Bastiat – De Wet. In ‘De Wet’ zegt Bastiat “ieder van ons heeft een natuurlijk recht – van God – om zijn persoon, zijn vrijheid en zijn eigendom te verdedigen”. De staat is een “vervanging van individuele krachten door een gemeenschappelijke kracht” om dit recht te verdedigen. De wet wordt pervers wanneer ze wordt gebruikt om de rechten van het individu te schenden, wanneer ze iemands recht straft om zich te verdedigen tegen een collectieve inspanning van anderen om wetten uit te vaardigen die in wezen hetzelfde effect hebben als plundering.
Terwijl rechtvaardigheid precieze grenzen heeft, is filantropie grenzeloos en kan de overheid dus eindeloos groeien wanneer dat haar functie wordt. Het daaruit voortvloeiende statisme is “gebaseerd op deze drievoudige hypothese: de totale inertie van de mens, de almacht van de wet, en de onfeilbaarheid van de wetgever”. De relatie tussen het publiek en de wetgever wordt “als de klei tot de pottenbakker.” Bastiat zegt: “Ik betwist niet hun recht om sociale combinaties uit te vinden, er reclame voor te maken, ze te bepleiten, en ze op zichzelf uit te proberen, op eigen kosten en risico. Maar ik betwist wel hun recht om ons deze plannen bij wet – met geweld – op te leggen en ons te dwingen ze met onze belastingen te betalen.”